Twee proefjes bij de natuurkundige verschijnselen warmte, vaste stof en vloeistof.

 

Proefje 1: IJsklontje

 

Nodig:

– 1 ijsklontje

– 1 bord

– klosje garen

– schaar

– zout

– kopje water

– 1 lepel

 

Zo doe je het proefje:

> Knip ongeveer 30 cm garen af.

> Leg het ijsklontje op het bord.

>Strooi een beetje zout op het ijsklontje.

> Bespreek samen wat er gebeurt.

> Leg het draadje garen over het zout.

> Doe met de theelepel een paar druppels water op het ijsklontje.

> Wat denken jullie dat er gebeurt als je het draadje optilt? Bespreek het samen.

> Til het touwtje aan twee kanten op.

> Wat is er gebeurd?

> Schrijf jullie conclusie op het werkblad.

 

Proefje 2: Slagroom

 

Nodig:

– 125 ml vloeibare slagroom

– lege (jam)pot met deksel

 

Zo doe je het proefje:

> Draai de deksel van de pot.

> Doe de slagroom in de pot.

> Draai de deksel weer op de pot.

> Wat denken jullie dat er gaat gebeuren als jullie met de pot schudden? Bespreek het met elkaar.

> Schud de pot een paar minuten.

> Wat is er gebeurd? Bespreek het met elkaar.

> Schud nu nog een paar minuten.

> Wat is er gebeurd?

> Schrijf jullie conclusie op het werkblad.